Geschiedenis

AMOLF is opgericht op 15 september 1949 door de Stichting FOM.

Het instituut startte onder de naam FOM-laboratorium voor Massaspectrografie met Jacob Kistemaker als eerste directeur. Door de oorlog was Nederland haar vooraanstaande positie in de natuurkunde kwijtgeraakt en alle zeilen werden bijgezet om het tij te keren. Zo bracht Kistemaker al in 1945 in opdracht van de Nederlandse regering een bezoek aan Niels Bohr in Kopenhagen, om daar waardevolle kennis op te doen over kernfysica.

Het Laboratorium voor Massaspectrografie richtte zich in eerste instantie op het scheiden van uraniumisotopen. In 1953 slaagden de Nederlandse wetenschappers erin om 10 milligram verrijkt uranium te produceren. Deze prestatie leidde tot de opheffing van het Amerikaanse atoomgeheim en zette de deur open voor productie van radio-isotopen voor wetenschap en geneeskunde. Kistemaker ontwikkelde samen met Joop Los het principe van de ultracentrifuge voor maken van verrijkt uranium, waarmee het bedrijf Urenco jaren later een succesvol bestaan zou opbouwen.

Hierop besluit het instituut de koers te verleggen, op zoek naar een nieuw vakgebied waarin het een pioniersrol kan vervullen. De keuze valt op fundamenteel onderzoek naar fysische processen die aan isotopenscheidingsprocessen ten grondslag liggen. De onderzoekers bouwen experimenteeropstellingen waarmee ze de interactie van elektronen, atomen, moleculen en oppervlakken kunnen meten. Het nieuwe onderzoeksgebied leidt in 1966 tot een nieuwe naam: FOM-instituut voor Atoom- en Molecuulfysica (AMOLF). Een paar jaar eerder was het instituut al verhuisd naar een landelijk gelegen gebouw aan de Kruislaan omgeven door volkstuintjes. Vele jaren later werd dit het Amsterdam Science Park.

In de jaren tachtig krijgt AMOLF internationale bekendheid met het oppervlaktefysica-onderzoek.Ā  De onderzoekers slagen erin de atomaire structuur van oppervlakken in kaart te brengen. EĆ©n van de hoofdthemaā€™s van de oppervlaktefysica is het verschil in stapeling van de atomen aan de buitenkant van een vaste stof en de structuur diep in het materiaal. Ook komen nieuwe materialen voor zonnecellen in beeld (1987).

Aan het begin van de 21e eeuw herpositioneert AMOLF zich opnieuw. Het instituut legt de focus op twee hoofdthemaā€™s waarvan de kiem eind jaren ā€™90 was gelegd: fysica van biomoleculaire systemen en nanofotonica. Quantumgassen, atoom- en molecuulfysica verhuizen naar diverse universiteiten en het onderzoek naar verouderingsprocessen in de kunst wordt afgesloten. De massaspectrometrie richt zicht op imaging voor biomedische toepassingen.

De afgelopen jaren vervulde AMOLF haar pioniersrol met overtuiging. Zo zag AMOLF kansen in het nieuwe vakgebied Designer Matter dat zich richt op het ontwerpen en maken van nieuwe materialen die dankzij hun architectuur bijzondere eigenschappen bezitten. Ook is er een sterke groei op het gebied van onderzoek naar fotovoltaĆÆsche materialen dat kan leiden tot het ontwerp en de productie van goedkopere en efficiĆ«ntere zonnecellen.

Een uitgebreide beschrijving van AMOLF’s geschiedenis vind u in ‘Impact: 60 jaar AMOLF’.